woensdag 16 november 2011

wijsneusjes 38

Wiijsneusjes38




Theoloog Manuela Kalsky in Volzin:


Kalsky heeft zich verzet tegen de godsnaam De HEER. Ze geeft de voorkeur aan een soort icoon: de vier letters JHWH en daarboven ‘De Naam’. Zo’n icoon maakt duidelijk dat er niet maar één godsbeeld bestaat.  Ik ervaar zelf God als een soort kracht in ontmoetingen met mensen. In flitsen misschien even aanwezig. Maar eigenlijk wil ik graag dat God ongrijpbaar blijft en niet voor een karretje te spannen is, ook niet voor het mijne. Iedereen heeft eigen beelden van God of wat geloven betekent.


Gerard Reve in het boek   IN GESPREK (1969):

Wat is voor u het meest essentiële in het leven ‘op deze droeve aardkorst’?

De Liefde. De Liefde is de enige, de eerste en laatste werkelijkheid. Liefgehad worden en liefhebben, ik geloof niet,  dat het menselijk drama ooit ergens anders om draait. Geloven en liefhebben, dat is eigenlijk hetzelfde.
Wie liefheeft, wie werkelijk in staat is met geheel zijn hart, en onvoorwaardelijk, lief te hebben die is eeuwig. Wie liefheeft, die heeft de Dood overwonnen. Dat staat trouwens ook geschreven. ‘Want als iemand liefheeft, is hij in God, en God in hem ‘ staat er ongeveer: Mijn bijbel ligt in mijn andere huis, maar daar komt het op neer. God is de liefde. Ik zou het Cogito, ergo sum,  ‘ík denk, dus ik ben’,  het liefst willen vervangen door Possum amare, ergo sum,  ‘Ík kan liefhebben, dus ik ben’.
Wij kunnen liefhebben, omdat wij ‘van Gods geslacht’ zijn en een met God onverbrekelijk verbonden bestemming in ons meedragen. Nee, de bakker geeft er geen brood voor, voor wat ik nu zeg, dat weet ik ook wel, maar dat betekent nog niet dat het daarom niet waar zou zijn. De mens leeft niet van brood alleen.
Zoals Christus God en Mens is in één Wezen, zo is de mens engel en roofdier, God én Beest, in één schepsel.  

Klets'kwa


Er huppelden schaapjes langs mijn gordijn
omdat ik niet kon slapen; ik heb ze geteld
met alle geweld, mijn ogen vielen toe.


Er mekkerden schaapjes in mijn oor, ze
lieten me niet slapen, ze bouwden samen
een liedjesfestijn, o jee, wat was ik moe.

Er graasden schaapjes op mijn platdak, ze
vraten ecologisch; ik breide mijn sokjes van
hun wol, 'k viel om van de slaap, ja en hoe.

Er kwam ook nog een ezel langs toen ik plotseling
zat te spinnen, hij keek vooruit, niet op of om,
hij keek niet eens naar binnen, joehoe.

Hij sjokte voort met ogen droef, hij liep zich te
vervelen, er waren geen andere ezeltjes
waarmee hij fijn kon gaan spelen, ach toe.

Toen kwam er een boer op klompen voorbij,
ik schrok van het lawaai; klits, klats, klits, klats,
wat doet hij nou? Hij wekt de hele straat, oe-oe.

Achter hem sjokte een kudde voort van allemaal
bonte koeien; ze flatsten en ze hobbelden en
zwiepten hun staart bij het loeien, boe, boe.

Daar ging ook een ganzenhoedstertje, ze droeg
een muts met bloemen; ze leidde de ganzen om
de tuin en gaf ze een tikje toe, nou moe.

Ik duik nog even de keuken in voor een handje rode kersen;
de veestapel helpt me niet in slaap, misschien de boerenhof;
kersen tellen is geen doen, maar ze eten, dat is tof, doedoe!

 Frans Boddeke:
Ik zie twee zwaluwen rustig
in guur weer op een draad
zitten, de onstuimige Maas
negerend met hun warme
waterdichte regenjasjes aan
 
de twee mooi gevormde lichaampjes.
kijken onbezorgd de zware lucht in.
en zwieren dan vrolijk weg, samen,
de bezorgde mens ten voorbeeld
tegenwind is samen goed te verduren.


maandag 7 november 2011

Mijn moeder danst

Mijn moeder danst

Zuiverwitte sneeuwvlokjes dwarrelen 'n vriendelijk welkom als wij - Ine en ik - op 9 februari 1995 bezijden een rijtje groene koniferen het smalle pad betreden dat ons langs 't fleurige tuintje voert naar huize Flevo 64.

Binnen vindt een kusrijke begroeting plaats. Mijn moeder. 87 Jaar is ze.  Karakteristiek aan haar is haar kwiekheid, haar vitaliteit, haar helder­heid, haar vrolijk­heid, haar snedigheid. Levendige gebaren, een en al expressie van gevoel. In de komende uren zal blijken dat ze ook fel kan zijn, maar mijn indruk van je-bent-een-heerlijke-vrouw blijft staan. Nog altijd gaat ze zelf­standig door het leven. Ze neemt de bus en haalt bood­schappen in het dorp met vergeefse steedse trekken: Uithoorn.
Pas geleden had ze een lichte attaque. Even te lang verloor ze haar stem. Ze wist wat het was. Ze had het angstig ondergaan. Maar ze vocht zich terug in het leven. 
Om fit te blijven gaat ze wekelijks naar de gymnastiekles. 'We hebben een fijne leid­ster. Het is daar zo gezel­lig. O ja!'
Ook thuis probeert ze in de rij te blijven. 'Iedere avond beweeg ik mijn voeten op en neer.' Ze doet voor met welke bewegingen ze de bloed­doorstro­ming tracht te bevorderen. Ze kreeg van de gymjuf een balletje mee voor oefening onder de voet, maar dat vindt ze maar niets.
Kortom: Niks van uitgeblust bij het raam zitten wachten op wie of wat. De loupe op het tafeltje echter verraadt dat het zien minder aan het worden is. Jammer, denk ik.

Zoals altijd ziet ze er verzorgd uit. Zorgvuldig gekapte haren, modieuze bril, vriendelijk ogend gezicht met getekende wenkbrauwtjes, bijpassende pa­reltjes­oorknoppen. Later zegt ze: 'Och, ik heb maar één oorbel in, dat komt door de telefoon. Ik moet hem afdoen als ik de hoorn vasthoud.'  Het staat haar goed: de zwarte rok met de roomkleurige blouse en het diep cyclaam­kleu­rige vestjasje. Zwarte lakschoentjes op de roze ondergrond vervolmaken het beeld van deze zelfbewuste vrouw. Ineens doet ze me denken aan het gedicht dat Ine geschreven heeft en me vanmorgen liet lezen:

Maagdelieven:

Godelievend
schrijden voeten
gaandeweg
de wegen banend
zij aan zij

Bloemenvrouwe
in vervoering
onderweg naar
't hemelhuis

Maagdekens
geleiden
Godes bruid
met bloemenkroon

Leven brandt
- als stil symbool
in handen -
lichtend op
naar eeuwigheid
Bloemenkinderen
in beweging
zinnen zinderen
boven vlam die
gaan verlicht

Kransen tooien
zeven bruiden
onderweg
naar tijdeloos
gelukkig zijn

Godelievend
schrijden voeten
haastig voort.

We geven haar een mandje met drie bosjes roze primula's. Ze is er blij mee. Ze houdt van roze. Ine krijgt een stijlvol Majaproduktje en ik een zacht­geurende after-shavecrème. Zo was ze en zo is ze: goedhar­tig, goedgeefs.

Het woninkje ademt gezelligheid. Ik zie de drie door haar geborduur­de schilderijen, voor ieder kind één, ik zie mijn boek op het tafeltje, ik zie het knusse interieur. Over twee weken komt 'n nieuw bankstel in barokstijl met roze bekleding en een bijbehorend salontafeltje. 'Dát is het, zei ik de winkel, dat heb ik altijd al graag willen hebben!' 
Ze heeft een advertentie gezet om het oude bankstel te verkopen. Vanochtend heeft een vrouw gebeld om te komen kijken, maar in haar heeft ze niet veel vertrouwen: 'Die gaat óveral kijken. Verleden jaar kwam ze ook al voor de stoelen.' Zou het tijdverdrijf zijn? vragen we ons af.

We drinken koffie. Voor mij heeft ze koekjes in huis: 'van die lekkere knabbeltjes'.
We praten over de presentatie van Ine's dichtbundel en ze zegt: 'Ik kom. Ik kan wel met Miets en Floor meerijden naar de Abdij van Heeswijk.'
Ze vertelt hoe ze genoten heeft van The Phantom of the Opera: 'De kleine Frans is zo'n lieve jongen. Hij ziet er altijd zo keurig uit. Dat zie ik zo graag.'

We lachen om Ine's belevenissen met de forse negerin Car­lien, het verhaal dat in Frontlijn verschijnt. Ze zegt - fel nu - dat ze zich zorgen maakt: 'Ja, die vrouwen met die witte hoofd­doek­jes, wat raar toch. Het zijn er zoveel. Overal zie ik ze. ik snap het niet.' Haar felheid is bezorgdheid om 'hoe het verder moet' in het overvolle Nederland.

De kapper komt ter sprake en de mevrouw die om haar bazigheid door hem de zaak is uitge­werkt.
Miets en Floor zijn alweer naar een begrafe­nis, zo horen we. 'Ik kan geen kist zien', merkt ze rillend op. Ze heeft besef van de dood. Aan de wand hangt een brandend godslichtje.  Het knipoogt vertrouwelijk. Het valt me op dat zij helemaal niet bang is voor God. Ze heeft ervaren dat de toorn Gods 'n flauwekulgedachte is.
Het gesprek gaat vervolgens over de nieuwe badkamer bij Miets en Floor. Dat ligt haar wel. Ze is voorstandster van vernieuwing. Kordaat zegt ze: 'Altijd als ik ziek ben geweest, wil ik iets nieuws. Gek hè?' Nieuw staat bij haar voor leven. En leven vraagt om frisheid, vraagt om nieuwe kleren, vraagt om nieuwe meubel­tjes en om 'och, als het moet, wil ik nog best opnieuw verhuizen'. Ze zoekt het leven op. Ze wil leven. Juist die ochtend had ik het gedicht 'Wit leven' gecomponeerd. Ik wijd  haar graag deze verrijzenismelodie toe.

Wit Leven

Als de schemering
bezit neemt van het landschap
betreden wij de smalle dijk

aan het rimpelloze water
bij een fiere boom
staat
geheel alleen
een spierwitte ezel

hij staat
'n weerloze schildwacht
'n kwetsbare onkwetsbare
de stille witheid
ontroert

we nemen afscheid
eenmaal kijken we om
hij staat
roerloos
wit

het is windstil
de schemering verhult
leven en dood

Wit leven.
Ze wil leven. Ze ontwijkt moeilijkheden, want die ondergraven haar, daar kan ze als vrouw alleen niet mee leven. Want de meeste tijd ís ze alleen. Dan bestormen haar vele vragen. Diepzinnige theorieën liggen haar niet. Het echte leven bestaat niet uit redeneren, maar uit gevoelens van genegen­heid en medeleven. En die bezit ze in voldoende mate. Daarom gaat ze niet ten onder. Daarom houdt ze fier stand.
'Jullie eten toch wel wat?' Ze bedekt de tafel met 'n wit katoenen kleed, versierd met rose borduursel. We eten chique met mooi bewerkt zilveren bestek: geurige groente­soep, heerlijk diepbruin krentenbrood en ‘n fel gekleurd mandarijn­tje na.

Ineens staat ze op. 'Ik wilde jullie André Rieu nog laten horen.' Ze loopt naar de cd-speler. De schijf zet in met een wals. En zie: ze danst, ze danst. Mijn moeder danst. Zij leeft.

We lachen. Ik zeg: 'Hoe was dat liedje ook weer, dat je laatst zong?'
Vrolijk zingt ze:  ‘Wir fahren von Hamburg nach Kiel. Das kostet ja nicht viel. Von Hamburg nach Kiel.’

We nemen afscheid. We krijgen vier lekkere krentenbroodsneden mee voor onderweg. Voorzichtig leg ik de  grammofoonplaten op de achterbank. Ine mocht ze hebben, 'want ik draai ze niet meer, ik kan niet meer zo goed zien. Ik kan de pickupnaald niet vinden.'
Ze steekt alleen haar hoofd buiten de deur en roept vrolijk daaaag. We rijden weg en zwaaien. Op dat moment breekt de zon door.

Die avond lees ik Gerrit Achterberg. Hij heeft een gedicht: Mijn moeder sterft. De eindstrofe luidt:

‘Het is niet te denken,
dat zij me straks niet zal wenken
op het terras
dier andere weide
aan gene zijde
van stof en as.’

Straks moge nog lang uitblijven.


Frans E. Boddeke

woensdag 26 oktober 2011

Onbekend maakt onbemind

Het dorpje Zeeland, niet zo ver van Uden gelegen, is feitelijk een weinig schilderachtig gehucht. Als je niet stevig op de rem trapt, ben je het dorp al uit. Maar de pruikerige bediende in het armetierige café Hap & Stap wist in de gauwigheid toch te vertellen dat het dorp drie molens heeft, twee brievenbussen en een kolossale kerk, dat in de zomer de fietsers in groten getale het dorp aandoen en het altijd Brabants gezellig is in Zeeland. Maar het café H&S is merkwaardig achtergebleven in de tijd, alleen de prijs van de koffie en de thee is zelfs al de huidige tijd voorbijgestreefd. Elke aanvaardbare theorie ter verdediging waarom de prijs zo hoog mag zijn, gaat hier meteen mank.

We vroegen de ober naar het borstbeeld van de in Zeeland geboren pater Jan van Kilsdonk, vermaarde Amsterdamse Jezuïet, voortreffelijke meester van het woord en hartstochtelijke begeleider van mensen in moeilijkheden en van zulken in de marge. ‘Nooit van gehoord,’ zei de kleffe bediende, ‘maar ik ben nog jong.’ Hij bedoelde te jong voor historisch besef.

Het voelde koud aan toen we op tocht gingen naar het Van Kilsdonkplein. De twee mensen die we onderweg tegenkwamen, wisten ook niet wie Van Kilsdonk was en waar zijn beeld dan wel stond. ‘Van Kilsdonk? Ken ik niet. Heeft ‘t misschien iets met het Van Kilsdonkplein te maken?’ Er werd snugger meegedacht door de twee aardige, inheemse passanten.

We vonden het plein via de C1000 en iets verderop via een afgeschermd fietspad. Links de hoek om en daar zagen we al op afstand het beeldje met een markant hoofd op de zuil onder een boom op het grote grasveld staan: duidelijk de grote Jan, iemand om nog steeds trots op te zijn als zijn mededorpelingen zijnde. Zou ik denken.

Journaliste Ine maakte een paar karakteristieke foto’s voor onze weblogs, terwijl het druppels regende. Niemand keek mee. Het beeld staat daar blijkbaar nietszeggend voor de omgeving. Zo gebeurt het: een groot mens, zelfs door veel van zijn dorpsgenoten vergeten. Onbekend maakt onbemind. Ik had het ijzig koud. Ine wreef mijn handen warm. Misschien stond ik aan het begin van een hypo. Koekjes knabbelend liep ik met een bezorgde Ine naast me naar de kiakoets die braaf geparkeerd bij de kapitale kerk op ons wachtte. De kilte hield me vast. Je weet nooit precies wat je aangrijpt - of niet.

F.B. 25.10.11



wijsneusje 37

Wijsneusjes37

Remco Campert 2007

Het dooit op de Overtoom
maar het vriest ook alweer op
melden mijn voeten
die mijn dag verlopen
ik blijf dicht bij thuis
steeds dichter
dat is mijn leeftijd
wolken worden zwaarder van onkleur
de geur van gisteren hangt nog aan me
ik at met mijn vriend
we braken het brood
en deelden de doden
we zijn al bijna uit zicht
wij lachen nog
wat moet je anders?
we omhelzen elkaar ten afscheid
misschien  je weet maar nooit.

Theoloog Manuela Kalsky:

De bijbelse verhalen kunnen richtingwijzers zijn waarmee je op weg gaat. Op die weg kom je weer andere mensen tegen en door hun verhalen krijg je steeds een beetje meer zicht op wat nou eigenlijk openbaring kan zijn  en hoe het goede leven voor allen eruit ziet. Want daar gaat het uiteindelijk om. Wat me getroffen heeft in de rabbijnse traditie is dat wordt gezegd: niet de messias draagt de verlossing, maar de verlossing draagt de messias.  Het gaat niet om de persoon van de messias, het gaat om de gerechtigheid.  En als die er is, komt ook de messias. Jezus had het nooit over zichzelf, maar verwees altijd naar het rijk Gods als datgene dat komen moet.  Ik denk echt dat we af moeten van die persoonsverheerlijking van Jezus  en van de gedachte  dat hij de enige verlosser is. In een bepaalde tijd was die gedachte misschien zinnig, maar nu niet meer. De hele christelijke traditie is doortrokken van het denken in wij tegenover de ander. …We moeten nu zoeken naar een meer multicultureel georiënteerde theologie, een theologie die identiteit beschrijft in relaties.  Niet ik tegenover de ander, maar ik mét de ander. Christenen zouden niet langer moeten geloven in Jezus, maar mét Jezus, iemand die je helpt om het rijk Gods op aarde te realiseren.  Weg van het superieure denken van het christendom, maar zien dat de pluraliteit kansen biedt: dat het je eigen identiteit en je eigen visie op het heil van God kan verbreden..


Frans Boddeke:

Toch even doen

Ik word wakker
heb geen zin om op te staan.
hoe van nee tot ja te komen?

geen zin in gebed?
formuleer een gebed
toch even doen

geen zin in boodschappen?
neem je tas
toch even doen

geen zin om mensen te zien?
bel iemand op
toch even doen.

geen zin om te computeren?
zet de computer gewoon aan
toch even doen

geen zin om een blokje te lopen?
trek je schoenen aan
toch even doen

Nichts  halb zu tun, ist edler Geister Art
Een edele geest doet niets half.


Ine Verhoeven:
HET LIED VAN DE VREDE
Daar, onder een boom, zag ze Wan­snuitje.
Hij lag vredig tegen de schub­ben van zijn mam­adraak.
Hij blies vlam­metjes de lucht in.
De vlamme­tjes maak­ten rookwolk­jes.
Die kronkel­den tot een sig­naal.
Een signaal van waarachtige ware en heerlijke vrede.
 
Daarboven stuurde de zon lachend haar dansende stralen naar de wondere wereld omlaag.
De bo­terbloe­men wiegden zachtjes op de bries van de wind.
Alle vogeltjes en alle andere diertjes deden een rondedansje van vreugde.
En de monniken op de berg gaapten gerust voor zij aan hun middagdutje begonnen.
 
Over dit alles heen klonken de mooiste tonen.
Ze werden gehoord in heel Mensenland.
En de mensen en hun kinderen waren stil, heel stil.
Want wat ze hoorden, was nog nooit gehoord.
Want wat ze hoorden, was nog nooit tot hen doorgedrongen.
Ze hoorden de stem van de lieve heks.
De lieve heks zong haar lied.
Zij zong haar heksenlied.
Zij zong het lied met heel haar hart.
Zij zong over vrede.
 
En het heksenlied ging zo:
 
Dag vogel, dag vlinder, dag adder, dag pad.
Luister, ik zing van de grootste schat.
Dag hommel, dag kikker, dag uil en dag muis.
Voor altijd heerst vrede in nest, hol en huis.
 
Dag bloemen, dag bomen, dag zon en dag maan.
Ziet elkander maar glimlachend aan.
Dag wolken, dag winden, dag nacht en dag uur.
De vrede verjaagt niet, nooit is het nog guur.
 
Hoor wereld, hoor mensen, hoor kinderen klein.
Nooit zal op aarde nog onmin zijn.
Hoor uiver, hoor ijsbeer, hoor walvis, hoor slang.
De vrede verjaagt niet, dus wees nooit meer bang.
 
Ja, dit was het lied dat de heks zong.
En het lied klinkt nog altijd over de wereld.
En wie goed luistert, hoort de klanken.
En wie beter luistert, kan de woorden verstaan.
En wie het best luisteren kan, die begrijpt wat vrede is.
 
SHALOM!
 
Uit WANSNUITJE EN DE ZWARTE BOTERBLOEM van Ine Verhoeven



vrijdag 21 oktober 2011

wijsneusjes 36

Wijsneusjes36




Frans Boddeke:

Ze waren beiden in de zestig
hij regelde alles tot in de puntjes als
verbindingsman met de maatschappij
zij was huisvrouw, had geen rijbewijs,
had nog ooit een giro- of bankrekening
uitgeschreven,j was  meestal thuis.

Zaterdags kopen ze hun eerste nieuwe auto
- sinterklaascadeau –
zondagmorgen ligt hij stil op bed:
‘komt u eens kijken,
ik geloof dat mijn man dood is’,
zo belt ze op.


Maandagochtend zie ik haar zitten
achter het stuur van de nieuwe auto
eindelijk iets bereikt
en toch helemaal niets
‘het is Gods wi’l
zegt ze later op de dag.



Herman Häring:

De fakkel van de vernieuwing ( door fb ingekort)

Het vogelnet is gescheurd; wij zijn ontsnapt en vrij! (Ps. 124,7).
De wind staat ongunstig voor een vernieuwde kerk. 45 jaar lang hebben we er over gesproken, gehoopt op vernieuwing, ons telkens weer laten troosten: met de volgende paus komt de verandering.
De ambtsperiode van de huidige paus startte met de afschrikwekkende kreet: "de dictatuur van het relativisme". Daarmee plaatste hij zich in een Romeinse continuïteit. Rome is al meer dan 150 jaar bevangen door de vrees dat een vernieuwing alleen kan eindigen in chaos. Deze angst heeft ook op het Tweede Vaticaans Concilie gezorgd voor veel conflicten, hetgeen leidde tot slechte compromissen in de einddocumenten. In de jaren na het Concilie stapelden deze conflicten zich op. De benoemingen van bisschoppen in de jaren 70 en 80 leidden in alle landen tot een definitief keerpunt. ‘Terug naar de oude leer’, zo luidde het motto. Concreet bedoelde men: ‘terug naar de oude situatie, en naar de oude autoritaire verhoudingen’, waarin een klein aantal mensen weer kan dicteren wat voor allen goed en kwaad is.
.
Paus Benedictus provoceert meer tot vertwijfeling dan tot begeestering. Zijn management is niet in staat om crisissen te beheersen, maar wel om ze aan te wakkeren. De misbruikschandalen hebben de geloofwaardigheid van de bisschoppen helemaal geruïneerd omdat ze niet in staat zijn tot een adequaat respons. Daarom circuleren ook in Duitsland steeds meer oproepen tot protest en overtreding van regels, tot doelgerichte ongehoorzaamheid. Helaas zijn ook in Duitsland de kritische intellectuelen reeds lang geëmigreerd uit de kerk, hetgeen niet bevorderlijk is voor goed georganiseerde kritiek. Hebben wij, kinderen van het Concilie, goed gereageerd?  Wij hebben de echte weerstand niet aangedurfd en lieten de harde critici, ook al heetten ze Edward Schillebeeckx of Hans Küng, uiteindelijk in de regen staan.

We kunnen nieuwe vormen van liturgie vieren Natuurlijk behoort daar ook de viering van de Eucharistie bij, met de gedachtenis aan dood en opstanding, maar ook dat leerden we in de afgelopen decennia nieuw te verstaan. Ongemerkt hebben we reeds lange tijd afstand genomen van veel elementen van de oude liturgie. Deze bevatte een nauwkeurig omschreven, veelal omslachtige monastieke vorm van liturgie, de stabilisering van een middeleeuws hiërarchisch model en in het bijzonder de verheffing van de priester of de bisschop boven de gemeente. Het ideaal van de ‘actieve participatie’  kwam niet verder als ‘bijwonen’, en de priester verscheen als de vertegenwoordiger van Jezus Christus, in wiens naam hij optrad. Wat een contrast met  het document van de Nederlandse Dominicanen ‘Kerk en Ambt’ van september 2007. Door de nuchtere beschrijving van de situatie wordt alle triomfalisme van tafel geveegd. Het theologische bewustzijn is veranderd: geen magische substantieverandering wordt gevierd, maar het delen van het leven, geen transformatie van voedsel, maar de verandering van ons leven in Jezus' naam.Wij vieren geen gecompliceerd offerritueel, maar Gods levensgaven en onze levensinzet. De Dominicaanse beleidsnota presenteert de mogelijkheid om - in noodsituatie - af te zien van een gewijde ambtsdrager. Want de gemeente staat aan de wieg van de eucharistie. Zij is en blijft ervoor verantwoordelijk, en niet een groep gewijde mannen. Primair leeft deze viering door de Geest die geschonken is aan de gemeenschap, ze leeft niet door de volmacht van een magisch-toegeruste en van buiten geïmporteerde voorganger.
Volgens Paulus is niet de geconsacreerde hostie, maar de kerk het lichaam van Christus. Wanneer een gemeenschap dus in naam van Christus bij elkaar komt, is Jezus midden onder hen. Hij verwerkelijkt zich in hun samenzijn, hij biedt zich aan als gedachtenis, ter navolging en hoop.
.Als je redeneert vanuit de oerchristelijke situatie, dan kan de Eucharistie overal plaats vinden waar christenvrouwen en mannen samenkomen. Deze bijeenkomst, deze lokale gemeenschap is de kern, van waaruit de viering leeft. U vormt de plaatselijke kerk die het tweede Vaticaans Concilie beoogde. 

De kerkelijke leiders worden gedreven door de vrees dat onze cultuur het heilige heeft verloren.  Rome zoekt het heilige nog steeds in kerken en religieuze gewaden, in oude symbolen, rituelen en in personen die claimen “in de persoon van Christus” te handelen. Geen sfeer van Taizé, van een Indiase Ashram, of van een Baptistendienst in het New Yorkse Harlem is voelbaar. Hetzelfde geldt voor veel religieuze diensten in  kerken. Ook zij missen de sfeer die ons in aanraking brengt met het mysterie. Deze ervaring is een van de redenen waarom jongeren niet meer te vinden zijn in traditionele gemeenschappen noch bij de hervormers. Heel onbevangen ervaren ze het mysterie van de wereld op alle plaatsen in de wereld, alleen NIET in de kerk. Ze zoeken en ervaren het in de kunst, vooral in de muziek en dans, in een onverwachte ontmoeting, in de liefde en seksualiteit, in de roes van gebeurtenissen in hun stad, in de onverwachte stilte of in een woord dat hen hun waardigheid teruggeeft. Het heilige is overal. Je moet het slechts weten te vinden. Harry Kuitert schreef jaren geleden ooit: geen eredienst en geen sacrament kan op zondag goed functioneren, als ze niet wordt gevoed met de ervaringen van de werkdagen. We moeten onze erediensten dus niet zodanig overvragen, alsof we daarvan de grote openbaring mogen verwachten. Tegelijkertijd moet voor ons eindelijk duidelijk zijn: een persoon die denkt te handelen in de plaats van Christus, mist zijn doel, zolang hij niet wordt gedragen door een christelijke gemeente, door het Lichaam van Christus. Hij mist zijn doel ook als hij niet de ervaringen van het alledaagse, alomtegenwoordige Heilige opneemt en beleefbaar maakt in het spoor van de Jezus-navolging.In deze zin kunnen en zullen we allemaal het heilige ervaren; daartoe hebben we geen vader of pastor, geen priester of herder nodig. We hoeven daarvoor ook geen priester of pastoraal medewerker, noch diaken, of gebedsleider te zijn. Een heilig gebeuren is niet afhankelijk van een priester, maar de heilige gebeurtenis en de gemeenschappelijkheid van de gemeenschap geven aan de leiders van de gemeenschap hun waardigheid. Dus wat zou een gemeenschap die het onderling eens is, ervan kunnen weerhouden zelf een Eredienst te vieren?
Wij laten ons niet het recht op liturgische viering afnemen, zolang er gedoopten zijn die daartoe in staat zijn. Absoluut onmisbaar zijn tevens  een voortdurend contact en samenwerking met niet-katholieke kerken. Ook de katholieke kerk heeft niet het recht om zichzelf af te grenzen, of van andere denominaties te zeggen dat zij geen kerk zijn. We moeten elkaar zien als leden van eenzelfde familie

Dr Hermann Häring was van 1999 tot aan zijn emeritaat hoogleraar wetenschapstheorie en theologie aan de universiteit van Nijmegen..Vertaling uit het Duits: Wim van der Velden

Ine Verhoeven:
 Heb jij hem gezien, misschien, misschien?

Geen van de bidders in de dom keken op of om
Zij waren in gesprek -zo goed- en met hun God begaan
Zij zagen de junk in zijn schamelheid niet staan
Maar de suisse is gekomen en heeft hem gezien
Ja heeft hem bevolen om weg te gaan; de zwerver
Had als arme ziel zijn zondagse kleed niet aan

Heb jij hem gezien, misschien, misschien?

En onder de brug daar zag ik hem gaan, verdwijnen
In de tijd; hij legde zich te rusten neer en
Tussen de halmen van het gras vergat hij even leven
De bidders in de dom -zo goed- zijn daar alras gekomen
Zij dromden om hem heen en hebben die ziel daar weggejaagd
Ze keken boos, en op en om, omdat hij om kruimels had ge­vraagd­

Heb jij hem gezien, misschien, misschien?
Ergens tussen het capucijnenklooster en de Wilhel­minabrug in 's-Hertogenbosch, 1996.


Tolle.  Lege.

Op zondag 25 september bood Ine Verhoeven – de zon scheen uitbundig – me tijdens een feestelijke ontmoeting het nieuwe boek Hoe dan ook aan.   Ruim 300 pagina’s van grote schoonheid, mooi van druk, goed om te lezen..
Het boek is een cadeau van Ine voor mijn tachtigste verjaardag. Wat een prachtig geschenk!.  Met zorg door haar samengesteld. Maandenlang zocht zij naar de juiste teksten,  kopieerde ze, bekeek ze, corrigeerde ze, vulde ze aan, overlegde ze. Veel, veel, veel dank!

Het boek Hoe dan ook kunt u bij mij – Frans Boddeke- fboddeke@versatel.nl  bestellen. Het gaat over de ervaring van ernstig  ziek-zijn en toch weer – dank zij toegewijde vriendschap  tot leven komen. Het boek bevat ook veel gedichten. Het kost vijftien euro

Un livre est un ami qui ne trompe jamais. 
A good book is the best of friends.
‘t Is pleasant sure to see one’s name in print, a book’s a book
In omnibus requiem quaesivi et numquam inveni, nisi in angello cum libello – overal zocht ik rust maar vond die alleen in een hoekje met een boekje.

Tolle, lege, zegt Augustinus: Neem en lees!.